OPGAVEN

12.1 Diagnose

Opgave 12.1.1

(Deze opgave zet diagnose in een breder kader.)

Veel landen in de derde wereld zijn afhankelijk van inkomsten uit de landbouw. Om de productie te verhogen, maakten de boeren de afgelopen decennia veel gebruik van allerlei bestrijdingsmiddelen om plagen van ongedierte in de gewassen te voorkomen. Schadelijk ongedierte, bijvoorbeeld spintmijt, blijkt echter steeds minder gevoelig te worden voor de bestrijdingsmiddelen, zodat wetenschappers steeds naar sterkere of andere middelen moeten zoeken. De kosten van dergelijk onderzoek zijn hoog en worden uiteindelijk op de landbouwers verhaald. Op de landbouwproducten blijven resten van bestrijdingsmiddelen achter, zodat ze moeilijker te verkopen zijn. Voor de landerijen en hun bewoners, zowel dieren als mensen, zijn die middelen ook schadelijk.

Een van de oplossingen voor deze problematiek wordt gezocht in de biologische bestrijding van plagen. Daartoe worden natuurlijke vijanden van het ongedierte op de gewassen uitgezet, om opstekende plagen in de kiem te smoren. Deze natuurlijke vijanden vreten het ongedierte eenvoudigweg op, zodra ze in voldoende aantallen voorkomen. Die aanpak blijkt succesvol te kunnen zijn, als hij op de goede manier wordt uitgevoerd.
Voor een goede uitvoering is echter veel kennis van zaken nodig en wereldwijd zijn er maar zeer weinig experts die deze kennis bezitten.
Een aantal zaken is relevant voor een goede toepassing van de biologische bestrijding. Allereerst zijn er vele verschillende soorten schadelijke gedierten, die maar met moeite van elkaar zijn te onderscheiden. Iedere soort heeft zijn eigen soort natuurlijke vijanden, maar die zijn lang niet overal bekend. In verschillende omstandigheden, bijvoorbeeld op verschillende hoogten en bij verschillende vochtigheidsgraad van de landbouwgronden, moeten de boeren verschillende natuurlijke vijanden uitzetten om dezelfde schadelijke soort te bestrijden. Natuurlijke vijanden zijn gevoelig voor de wijze waarop de landbouwgronden worden beheerd; sommige soorten verdragen bijvoorbeeld niet alle voedingstoffen die de boeren over de gewassen spuiten.

We willen onderzoeken of kennissystemen behulpzaam kunnen zijn bij het inzetten van en adviseren over biologische bestrijding.
De idee is dat het systeem moet kunnen helpen vaststellen welke soorten schadelijke gedierten op de gewassen leven. Tevens moet het systeem adviezen kunnen geven over de soort en het aantal natuurlijke vijanden dat de beheerder moet uitzetten en ook over de wijze waarop die de landbouwgronden verder moet beheren. Als gedurende de periode dat de biologische bestrijding wordt toegepast, zich onverwachte verschijnselen voordoen, moet de beheerder het systeem kunnen raadplegen over mogelijke oorzaken daarvan en eventueel toe te passen remedies.
Voorts is de idee dat er ergens in de wereld een centraal systeem zal worden opgezet, dat vanuit lokale landbouwvoorlichtingscentra te raadplegen is. De lokale landbouwvoorlichters zullen in het gebruik ervan moeten worden geschoold, om verantwoorde adviezen aan de landbouwers te kunnen geven.

a – Welke kennisintensieve taken zijn in het voorgestelde systeem te onderscheiden?
b – Zeg iets over het belang van een goede implementatie van de diagnosetaak voor het hierboven geschetste probleem.

> Uitwerking 12.1.1